Mark Boode
De wereld van Aqila en Dayo is groen en vreedzaam. Dieren hebben een stem. Geluk staat voorop. De nieuwe mensen hebben vleugels. Ze kunnen vliegen en praten met dieren. Ze noemen zichzelf: Vogelkinderen. Aqila is een vogelmeisje. Haar moeder is de hoogste bestuurder. Haar vader heeft ze nooit gekend. Gewone mensen zijn er ook nog. Zij mogen niet meer meebeslissen. Dayo is een gewone jongen. Zonder vleugels. Dayo is gek op Aqila maar hij weet dat ze later een vogeljongen zal kiezen. Als Aqila’s moeder in het niets verdwijnt, breekt een opstand uit. Dayo en Aqila volgen een spoor de bergen in. Twee verliefde tieners proberen een perfecte wereld te redden van de ondergang. (2019, De Vrije Uitgevers)
Ik duik over de rand. M’n armen strak langs mijn zij. Ik val. Twee meter. Drie meter. Dan is de lucht vrij en ik sla de vleugels uit die me deden geloven dat ik een volwaardig vogelmeisje was. Er zijn bronnen, zeggen ze, op een plek waar veren kapotwaaien en oudmensen niet kunnen komen, bronnen die op alle vragen antwoord geven.

